Ik houd rekening met de wensen van de gebruikers en zal altijd in overleg gaan met organisten en andere gebruikers.
Anderzijds werk ik ook met respect voor voor de eigenheid van een orgel. Dat kan een spanningsveld opleveren. De kunst is daarin een goede balans te vinden, zodat gebruikers blij zijn met hun instrument en geïnspireerd worden.
Ik werk volledig onafhankelijk van welke orgelbouwer dan ook en zal altijd het belang van de kerk/opdrachtgever voorop stellen.
Bij grotere bedragen zal ik altijd minimaal 3 offertes (laten) opvragen bij verschillende bouwers.
Ik waak er voor dat er onnodig geld wordt uitgegeven.
Ik werk gestructureerd volgens een vast stappenplan.
Ik maak onderscheid tussen een basis-advies (waarna de samenwerking beëindigd kan worden) en een uitgebreid vervolgtraject.
Ik werk transparant en leg alle stappen en uren vast.
Ik zal bij tekorten in mijn kennis altijd te rade gaan bij collega’s.
Ik schakel desnoods externe vakmensen in op gebied van bijvoorbeeld constructie, klimaatbeheersing en akoestiek.
Ik ga niet op de stoel van orgelbouwers zitten, zij beheersen hun vak veel beter dan ik, maar ik zal ze wel steeds kritisch bevragen en volgen om het beste naar voren te halen.
Ik heb een goed gehoor voor kleuren en zal dat samen met de intonateur inzetten.
Ik werk principieel niet op provisiebasis, iets wat in de orgeladvieswereld wel gangbaar is. Adviseurs verdienen vaak 5 % van de aanneemsom, wat m.i. een onafhankelijk advies in de weg kan staan en ongezonde prikkels in zich heeft. (Kiezen voor de duurste orgelbouwer en extra werkzaamheden levert dan ook meer geld op voor de adviseur.) Ik factureer daarom per uur, houd een urenregistratie bij en spreek van te voren een maximum af.
Mijn visie
Ik streef in mijn adviezen naar gezonde balans tussen enerzijds respect en bewondering voor het verleden en anderzijds de wensen en mogelijkheden van nu.
Concreet vertaald betekent dat bij restauraties van historische instrumenten de musiceer-praktijk niet uit het oog verloren wordt. Niet alleen de archieven hoeven het eindresultaat te bepalen. Soms zijn (kleinere) concessies ten opzichte van de historisch bepaalde situatie mogelijk zonder historisch materiaal te vernietigen of te beschadigen. Hierdoor kan een fraaie klank ineens breder inzetbaar zijn of blijft samenspel mogelijk met andere instrumenten. Per orgel moeten de juiste afwegingen gemaakt worden, uiteraard in nauw overleg met de Dienst Cultureel Erfgoed.
Bij nieuwbouw zou ik zeker ook een modern orgeltype willen overwegen. Ik zie universele moderne orgels die gebouwd zijn om alle muziekstijlen bevredigend op te kunnen spelen als creatieve en uitdagende mogelijkheid voor deze tijd. Waarom bouwen we in Nederland dit type nauwelijks en zijn we zo historisch georiënteerd, terwijl er in onze buurlanden veel overtuigende voorbeelden staan?
Ik wil meer aandacht vragen voor moderne zinvolle technieken bij nieuwe(re) orgels, technieken die de mogelijkheden en het gebruiksgemak vergroten. (Setzers, ‘Auxiliarwerken’, zwelwerken, om maar wat te noemen). Onze buren passen ze niet voor niets veel toe.
Nieuwe orgels die in een bepaalde oude stijl gebouwd zijn (zoals veel gebouwd in de laatste decennia) kunnen wat mij betreft ook. Ik help u ook graag hierbij, maar ze moeten wel aansluiten bij het gewenste gebruik.
En elektronische instrumenten? Voor thuis heel acceptabel tegenwoordig. Voor kerken vaak (nog?) niet, als er versterkt wordt werkt de klank totaal anders. Ik wil de ontwikkelingen echter met een open mind volgen. Kleine kerken wil ik hierbij helpen de juiste keuzes te maken. Er is al vaak geld uitgegeven aan niet bevredigende oplossingen.